Het Leven der Dieren, Deel 1, Hoofdstuk 08: De Tandeloozen [Kindle-editie]

Achtste Orde. De Tandeloozen (Edentata). De bloeiperiode van deze Zoogdieren-orde is voorbij. In den voortijd leefden in Brazilië Tandeloozen, zoo groot als een Neushoorndier en nog grootere; de kolossaalste, thans nog levende leden der orde hebben hoogstens de afmetingen van een flinken Wolf. Onder de uitgestorven soorten waren er, die een overgang vormden tusschen familiën van hedendaagsche Edentaten, die nu door diepe kloven van elkander gescheiden schijnen. Maar ook aan enkele van de thans nog bestaande soorten zal misschien weldra het lot beschoren zijn om, evenals de vormen der voorwereld, vernietigd te worden: hunne dagen zijn geteld. Bij de leden dezer diergroep is weinig te bespeuren van overeenstemming, die men bij de vertegenwoordigers van elk der andere Zoogdieren-orden opmerkt. Het belangrijkste kenmerk, dat zij gemeen hebben, en dat hen van de overige Zoogdieren onderscheidt, is de eigenaardige samenstelling van het gebit. Er zijn onder de Tandeloozen wezens, waarop de naam der orde in haar zuiverste beteekenis toepasselijk is, daar bij hen geen spoor van tanden voorkomt; bij de overige, die wel degelijk (en soms zelfs zeer vele) tanden hebben, ontbreken nagenoeg altijd de snijtanden; de tusschenkaaksbeenderen zijn nl. bij alle Edentaten weinig ontwikkeld, en alleen de in deze beenderen voorkomende tanden met die, welke er in de onderkaak aan tegenovergesteld zijn, heeten snijtanden. (Alleen bij de Gordeldieren treft men een paar onbeduidende tandjes in het tusschenkaaksbeen aan.) Echte hoektanden zijn er evenmin; deze naam komt nl. toe aan de tanden, die op den grens van het tusschenkaaksbeen en van het eigenlijke bovenkaaksbeen geplaatst zijn. Nu is wel bij eenige Luiaards de voorste kies zeer dicht bij den voorrand van het bovenkaaksbeen gelegen en door een tusschenruimte van de overige kiezen gescheiden; hij onderscheidt zich echter in geen enkel opzicht van de maaltanden behalve door zijn grootere lengte. De maaltanden of kiezen hebben steeds een eenvoudigen, cilindrischen of prismatischen vorm en zijn door tusschenruimten van elkander gescheiden. Zij zijn wortelloos en bestaan uitsluitend uit tandbeen en cement, zonder eenig email. Slecht bij weinige soorten (Aardvarkens en sommige Gordeldieren) worden zij gewisseld,—gewoonlijk dus maar éénmaal gevormd. Het aantal van deze tanden varieert van de eene familie tot de andere, en verschilt soms zelfs aanmerkelijk bij soorten, die tot eenzelfde groep behooren: eenige hebben slechts 20, andere wel 100 tanden. De nagels zijn bij deze dieren zeer krachtig, maar eveneens vreemdsoortig ontwikkeld. Zelden zijn de teenen volkomen beweeglijk, altijd echter dragen zij nagels, die het uiteinde van het nagellid geheel omgeven, en zich hierdoor reeds duidelijk onderscheiden van de eigenlijke klauwen, die altijd aan het onderste gedeelte van de holle zijde een spleet vertoonen. Bij sommige zijn zij zeer lang, sterk gekromd en zijdelings samengedrukt, en bewijzen bij ’t klimmen belangrijke diensten, bij andere zijn zij korter, breed, bijna schopvormig en uitmuntend geschikt voor ’t graven en wroeten in den grond

De auteur:Alfred Edmund Brehm
Isbn 10:B00JIVQU56
Uitgeverij:Library of Alexandria
taal:Nederlands
Paperback boek:241
serie:Kindle-editie
gewicht Het Leven der Dieren, Deel 1, Hoofdstuk 08: De Tandeloozen [Kindle-editie]:1681 KB
Nieuwste boeken
© 2024 onlineinet.ru Algemene voorwaarden
BoekreCensies, of takken. Alle rechten voorbehouden.