Eenvoudig Frans voor Beginners [Kindle-editie] beoordelingen het boek quotes

Table des matières Le verbe avoir (hebben) Le verbe avoir besoin (nodig hebben) De lidwoorden il y a et le pluriel il y a des/quelques le pluriel (het meervoud) met s met x Dans la classe (in de klas) Les matières scolaires (de vakken) Les gens (de mensen) Les salutations (groeten) Les adieux (afscheid) Mots et phrases polis (beleefde woorden) Les présentations (het voorstellen) les gens la famille Métiers (beroepen) Les pays (landen) le verbe être (zijn) Waar komt U vandaan? landen Les langues du monde (de talen van de wereld) Les villes (steden) Le verbe aller (gaan) Les lieux (plaatsen) Modes de transport (vervoerswijzen) Les animaux (dieren) La nature (natuur) L’agê et numéros (leeftijd en nummers) Hoe oud ben je? Nummers Décrire les personnes (het beschrijven van mensen) Les vêtements (kleren) le verbe porter (dragen) kleren Les couleurs (de kleuren) Jours et mois (dagen en maanden) de dagen van de week de maanden van het jaar de seizoenen van het jaar Les jours et la date (dagen en datum) Dans la maison (thuis) L’heure (het uur) Les activités (activiteiten) ik hou van/ik hou niet van activiteiten Le temps (het weer) le verbe faire Hoe is het weer? andere woorden en uitdrukkingen Le corps humain (het lichaam) het hoofd het gezicht het oog de mond hals, schouder, rug de arm de hand de romp en organen het been de voet huid, bloed, spier, bot Nourriture et boissons (eten en drinken) le petit déjeuner (ontbijt) le déjeuner (lunch) les boissons (drinken) la table (de tafel) fruits (fruit) légumes (groenten) la viande (vlees) fruits de mer (zeevruchten) desserts (nagerechten) divers (diversen) à la cuisine (in de keuken) La grammaire (basis-grammatica) les adjetifs démonstratifs les pronoms (voornaamwoorden) les pronoms sujets les pronoms objets Le présent (de tegenwoordige tijd) werkwoorden−er werkwoorden‒ir werkwoorden ‒re onregelmatige werkwoorden De verleden tijd le passé composé met het werkwoord avoir met het werkwoord être het deelwoord vormen onregelmatige deelwoorden l’imparfait Le futur (de toekomende tijd) De verleden toekomende tijd